Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Begeert [1]van den HEERE regen, ten tijde [2]des spaden regens; de HEERE maakt [3]de weerlichten; en Hij zal [4]hun [5]regen genoeg geven voor ieder kruid op het veld. 1. De zin is: Indien gij enig ding van doen hebt, verzoekt zulks van den Heere met uwe gebeden, hetzij regen om uwe vruchten te doen wassen, of iets dergelijks, maar loopt niet tot de afgoden, gelijk uwe vaders gedaan hebben, waarom Ik hen gestraft heb. 2. Van spaden regen, zie Deut.11:14, en verg. Hag.1:10, en Hag.2:18; hfdst.8 vs.12; zie ook Spreuk.16:15; Joel 2:23. 3. Of, regenvlagen, of plasregen, regenachtige wolken. Zie Job 38:25. 4. Of, daar, te weten, die Hem daarom zullen bidden. Het is ene verandering van personen, haar, of hen, voor ulieden. 5. Hebr. regen des plasregens, of regen [ja] plasregen; alzo staat er in Ps.40:3; slijk des modders, voor dikke slijk.